InfoMil Perspectief | maart 2014 | 13 bieden? niet werkt, doet weggooien niet zo’n pijn. Komt het idee wel uit de verf, dan kun je dat meteen laten zien, zodat opschaling direct dichterbij is. De boodschap is dus ook: wees niet bang om na te denken over iets dat je misschien moet weggooien.’ Bron van informatie en inspiratie Critici van co-creatie werpen tegen dat de participatie van de burger in Nederland al is geregeld door inspraak. ‘Inspraak is iets wezenlijk anders’, weerlegt Lindeman. ‘Dan is er al een formeel ontwerpbesluit genomen. Co-creatie bevindt zich in een veel vroeger stadium. Je moet deze methode bovendien zien als interactieve planvorming, waarbij je de doelgroep uitdaagt met een originele oplossing te komen voor problemen waar zij zelf dagelijks mee te maken hebben. Je moet dus niet bang zijn jouw eindgebruikers serieus te betrekken bij de ontwikkeling van beleid. Zie die mensen niet als ‘enge burgers’, maar als bron van informatie en inspiratie!’ Praktische instrumenten Schuurman en zijn collega’s hanteren het concept van Service Design Thinking in tal van omgevingen, voor uiteenlopende doelen. ‘Wat we altijd doen, is expliciet kijken naar de groep stakeholders, van medewerkers tot klanten en zakenpartners. Wie betekent wat voor wie? En hoe kun jij jouw waarde voor een ander verhogen? Organisaties en systemen zijn er tenslotte om mensen te helpen, niet andersom. Die manier van kijken kan ook intern. Breng eens in kaart welke waarde jij levert voor andere collega’s. Of als afdelingen onderling. Wij bieden hele praktische instrumenten aan om daarmee aan de slag te gaan.’ Tot slot raadt Lindeman iedereen die zich bezighoudt met de ontwikkeling van nieuw beleid van harte aan om de instrumenten van co-creatie waar mogelijk in te zetten. ‘Een goede omgang met gebruikers moet geen extra last zijn, maar juist zorgen voor een groter draagvlak van het uiteindelijke ontwerp. Daarnaast kun je de eenmaal opgebouwde community inzetten bij nieuwe vraagstukken. Het omgaan met je gebruiker is dan ook geen ‘extraatje’, maar de kern van je uitvoering!’ De Nationale Reisvraag De overheid wil de trein aantrekkelijker maken voor steeds meer mensen. Om te beginnen door de reis van en naar het station prettiger te laten verlopen. Vanuit die gedachte ontwikkelde Rijkswaterstaat in opdracht van het ministerie van IenM een campagne: de Nationale Reisvraag. Via social media en in co-creatiesessies werd de reiziger geprikkeld zelf met ideeën voor verbeteringen te komen. Dit gaf als resultaat een groot aantal ideeën om het ‘voor- en natransport’ te verbeteren. Ideeën als een buienradar in de trein, een automatiek voor paraplus en regenponcho’s, een fietsenstalling met vakaanduidingen, ‘de omroeper’ al hoorbaar in de fietsenstalling of het winnende idee dat inmiddels wordt toegepast op Utrecht CS: looplijnen van de bus naar de trein. De campagne leverde als mooie bijvangst ook kwalitatieve onderzoeksgegevens over ‘de pijn’ van de klant op. Hieruit blijkt dat voor de ov-reiziger de kleine zaken goed in orde moeten zijn. Elementen als een goede fietsenstalling en goede, overzichtelijke bewegwijzering zijn vaak veel belangrijker dan nieuwe bussen of weer een nieuwe koffietent. In de woorden van staatssecretaris Wilma Mansveld (die de prijs uitreikte): ‘Het gaat vaak om kleine ideeën. Maar ze tonen aan dat reizigers mee willen denken en werken aan een beter OV. En dat is de grootste winst van de Nationale Reisvraag!’ Pagina 12

Pagina 14

Scoor meer met een online shop in uw publicaties. Velen gingen u voor en publiceerden uitgaves online.

InfoMil Perspectief 11 Lees publicatie 10Home


You need flash player to view this online publication