16 | InfoMil Perspectief | december 2015 Handhaving Onderscheid in verantwoordelijkheid Na het verschijnen van het rapport van de commissie Mans hebben Rijk, provincies en gemeenten samen gewerkt aan kwaliteitsverbetering op het gebied van het omgevingsrecht. Een groot deel van de VTH-taken is belegd in 29 omgevingsdiensten en voor de uitvoering hebben de decentrale overheden samen met het Rijk kwaliteitscriteria ontwikkeld. Het wetsvoorstel VTH, dat eind 2015 door de Tweede en Eerste Kamer is aangenomen, maakt een duidelijk onderscheid: het ministerie van IenM is verantwoordelijk voor het stelsel, gemeenten en provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. De kwaliteitscriteria voor de uitvoering Mijlpaal in kwaliteitsverbetering VTH Best practices Dit jaar werd het wetsvoorstel Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. De wet is een aanpassing van onder meer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en bedoeld om de kwaliteit van VTH te verbeteren. Alle betrokken partijen zijn het erover eens: het nieuwe VTH-stelsel is van onderaf ontwikkeld. Het wetsvoorstel VTH is `een mijlpaal’, vindt Aris Blok, taakveldcoördinator VTH van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). ‘Het is een prachtig eindpunt van een intensief traject. Alleen al bij de vorming van 29 omgevingsdiensten waren 5.000 medewerkers betrokken die anders moesten gaan werken en een andere werkgever kregen. De vergunningverlening, toezicht en handhaving en onderlinge communicatie zijn sterk verbeterd. Nu is er bijvoorbeeld veel meer sprake van integraal toezicht. Het stelsel heeſt bovendien voor kennisbundeling gezorgd. De vergunningverleners en toezichthouders zitten steeds meer bij elkaar en hebben collega’s om mee te sparren. Er is nog veel te doen, maar er staat een stelsel met ontwikkelkracht.’ In de geschiedenis van het huidige wetsvoorstel hebben gemeenten en provincies een grote rol gespeeld. ‘Het was een idee van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om zelf kwaliteitscriteria te maken als oplossing voor het tekort aan kwaliteit dat door onder andere de commissie Mans was benoemd’, zegt Reinette Kiès, adviseur bij het Interprovinciaal Overleg (IPO). ‘De vergunningverleners en toezichthouders zijn daarna met de kwaliteitscriteria aan de slag gegaan. Echt een bottom-upproces.’ Dat deze kwaliteitscriteria vervolgens niet wettelijk zijn vastgelegd in landelijke regels, is ook de verdienste van gemeenten en provincies. ‘Veel bestuurders zeiden: ‘hoezo moeten de criteria in een wet, daar gaan we toch zelf over?’ zegt Eva Hillen, beleidsmedewerker van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). ‘In het ‘Alle overheden hebben een belangrijke rol gespeeld. IenM heeſt het proces op gang geholpen en is aanjager geweest toen niemand echt om verandering zat te springen. De stemming was ‘Mans heeſt groot gelijk’, maar tegelijk voelden veel gemeenten zich niet aangesproken. Toch is de stelselwijziging van onderop ontwikkeld. Dat is te danken aan de samenwerking tussen gemeenten en provincies die gaandeweg goed op gang is gekomen.’ Aris Blok, ministerie van Infrastructuur en Milieu Pagina 15

Pagina 17

Heeft u een lesboek, ipaper of online studiegidsen? Gebruik Online Touch: PDF online uitgeven.

InfoMil Perspectief 18


You need flash player to view this online publication